(comte) Fransch diplomaat, geb. te Bastia, 29 April 1817; in Mei 1848 werd hij fransch consul te Palermo, in 1851 secretaris bij de fransche legatie te Constantinopel; in 1855 benoemde Napoleon III hem tot directeur der afdeeling politieke aangelegenheden van het ministerie van buitenl. zaken; in 1861 werd hij met een bijzondere opdracht naar Turijn gezonden, waar hij den afstand van Savoie en Nizza tot stand bracht; hij trok zich daarna in het burgerlijk leven terug (1862), doch aanvaardde in 1864 de benoeming tot ambassadeur te Berlijn, in de plaats van Talleyrand-Périgord. In 1867 leidde hij de vruchtelooze onderhandelingen betreffende het vereenigen van Luxemburg met Frankrijk; toen aanvang Juli 1870 prins Leopold van Hohenzollern zich kandidaat stelde voor den spaanschen troon, diende B. 4 Juli een interpellatie in, begaf zich daarop naar Ems, en had met koning Wilhelm op 9, 11 en 13 Juli besprekingen, en eischte, namens zijn gouvernement, dat prins van Hohenzollern zich schriftelijk verbinden zou onvoorwaardelijk van de Spaansche kroon af te zien, welke eisch werd afgewezen; 14 Juli reisde B. af naar Frankrijk: in 1871 vroeg hij zijn ontslag.
In hetzelfde jaar deed hij een werk, getiteld Ma Mission en Prusse het licht zien, waarin hij zijn gedrag in Pruisen zocht te rechtvaardigen en aan te toonen, dat het initiatief tot het voorstel om België en Luxemburg met Frankrijk te vereenigen, hetwelk hij met vorst Bismarck had besproken, niet van hem was uitgegaan; dit werk diende tevens als antwoord op Bismarck’s onthullingen omtrent Frankrijk’s intrigues ten opzichte van België en Luxemburg, waarbij het de hulp van Pruisen zou hebben ingeroepen, welke beschuldiging Bismarck zocht te bewijzen door den Engelschen gezant Loftus inzage te geven in de daarop betrekking hebbende bescheiden. B. hield zijn beweringen staande in Essais diplomatiques, dat in 1896 het licht zag. Over de Oestersche kwestie schreef hij nog Nouveaux essais diplomatiques (1897). Hij overleed 28 Maart 1900 te Parijs.