roestzwammen, zijn parasieten, wier mycelium in intercellulaire gangen leeft. Zij worden aangetroffen op de bladen van hoogere planten.
Zij vormen lente-, zomer- en wintersporen. De lentesporen bevinden zich in kleine bekertjes, die aanvankelijk gesloten, zich later openen en tandjes vertoonen; de zomersporen of uredosporen zijn tot hoopjes vereenigd van gele of oranjekleur en kunnen, afgevallen zijnde, terstond ontkiemen; de wintersporen of teleutosporen zijn tot donkerbruine of zwarte hoopjes vereenigd en bestemd te overwinteren. Van sommige soorten vindt men de verschillende sporen op dezelfde plant, van andere op verschillende planten.