(niet Tycho de Brahe), vermaard astronoom, geb. 14 Dec. 1546 te Knudstrup op Schonen; werd door zijn ouders voor de rechtsstudie bestemd en met alle kracht van zijn lievelingsvak, de sterrenkunde, afgehouden; deed niettemin in het geheim eenige kennis der astronomie op; in 1565 erfde hij een aanzienlijk vermogen, zoodat hij zich van toen af ongehinderd aan zijn lievelingsstudie kon wijden. Hij begaf zich naar Wittenberg en later naar Rostock.
In 1570 keerde hij naar het vaderland terug, terwijl zijn naam reeds door Europa bekend was geworden. Later deed hij nog een reis door Duitschland, Zwitserland en Italië, die hem deed besluiten om zich met zijn familie te Bazel te vestigen. Om hem van dit voornemen terug te brengen, stond de koning hem het eiland Hveen in de Sond af en gaf hem een vast jaargeld, terwijl hij hem aanbood, om daar de noodige gebouwen op te richten én instrumenten aan te schaffen. Zoo ontstond op dit eiland de in 1580 voltooide prachtige Uraniënburg, waar B. aanhoudend werkzaam was, en zich door geleerden van verre landen en door sommige vorsten bezocht zag. Terwijl hij zoo de gunsteling was van koning Frederik II, veranderde zijn lot na diens dood. Walchendorff, een der rijksraden, die gedurende de minderjarigheid van Christiaan IV het bestuur voerden, was een zijner grootste tegenstanders.
Door dezen zag hij zich dan ook zoo gedwarsboomd, dat hij in 1597 zijn vaderland voor altijd verliet. Twee jaren later nam keizer Rudolf hem in zijn dienst en liet een groot gebouw te Praag voor hem in gereedheid brengen, om hem zoo weder een nieuwen Uraniënburg te verschaffen. T. overl. echter reeds in 1601. Zijn grootste verdienste is, dat hij de stichter kan genoemd worden der praktische astronomie; zijn waarnemingen overtreffen in nauwkeurigheid verre die van zijn voorgangers. Zijne talrijke astron. werken schreef hij in het latijn. Zijn leven is beschreven door Gassendi (Parijs (1655), Pedersen (Kopenh. 1836), Friis (ald. 1878), welke laatste ook zijn Correspondentie in het licht heeft gegeven (ald. 1876 v.v.), en Dreyer (Lond. 1890).
In 1876 is te Kopenhagen een standbeeld (van Bissen) voor hem opgericht. Zijn kostbare verzameling sterrenk. en andere instrumenten, door Rudolf II aangekocht, ging na den slag aan den Witten berg grootendeels verloren; alleen van een grooten sextant te Praag weet men dat hij aan T. heeft toebehoord.