wordt verdeeld in:
1°. automobiele torpedo, d. w. z. torpedo, die zichzelve onder water voortbeweegt.
Hoewel vroeger reeds min of meer gelukkig geslaagde pogingen in 't werk werden gesteld om een torpedo te vervaardigen, o. a. door den Oostenrijkschen zeekapitein J. B. Luppis, werd de eerste eigenlijke torpedo uitgevonden door Robert Whitehead, in 1823 te Bolton in Engeland geboren.
Den 11en Mei 1868 geschiedden met zeer gunstig gevolg zijne Ratste proefnemingen en ging de torpedo over in eigendom aan de Oostenrijkse lie maiine. Van 1871 1873 kwamen de Whitehead torpedo's resp. in 4 bezit van Engeland, Frankrijk, Italië en Duitschland. In Nederland kwam de automobiele het eerst over in 1881.
De automobiele torpedo wordt in verscheidene afdeelingen verdeeld. Bovenaan izie afbeelding A) bevindt zich de ladingkamer, welke op de nieuwste torpedo’s ongeveer 90 K.G. nat schietkatoen bevat. Dit wordt tot ontploffing gebracht door het z.g. pistool, een werktu’g, dat bij het botsen tegen het te beschieten voorwerp, het droog schietkatoen ontsteekt wat op zijn beurt de explosie van het nat schietkatoen veroorzaakt.
Achter de ladingkamer (He B) bevindt zich de luchtkamer, die de samengeperste (gecomprimeerde) lucht, ongeveer met een druk van 109 atmosferen bevat. Ile ze wordt overgebracht naar de machinekamer (zie D) en brengt aldaar de uiterst teere en fijne machines in werking, die op hunne beurt de twee schroeven Automobiele (zie F) in beweging zetten welke de stuwkracht der torpedo uitmaken. Tusschen luchtkamer en machinekamer bevindt zich de geheime kamer (zie C); daarin is de diepteregelaar geborgen, d. w. z. de werktuigen, die er voor moeten zorgen, dat er geen verticale afwijkingen plaats vinden bij de baan van de torpedo en dat deze een vooraf willekeurig bepaalden diepgang, meestal 3 a 4 meter, blijft behouden. Met de inrichting en constructie dezer instrumlentejn is men zeer geheim, vandaar dan ook de naam „geheime kamer”. Achter de machinekamer is de ballastkamer (zie E) gelegen, welke den noodigen ballast bevat om de torpedo in evenwicht te houden. Als deze ontbrak, zou de zware lading van 90 K.G. schietkatoen enz. van de ladingkamer, de torpedo een onmogelijken stand doen innemen; de ballast moet nu zorgen, dat de horizontale houding bewaard blijft.
In de ballastkamer bevindt zich ook de zinkinrichting, welke ten doel heeft om een geladen torpedo, die haar doel gemist heeft, automatisch tot zinken te brengen. Was dit niet het geval, dan zou zulk een geladen torpedo, ook nadat de gecomprimeerde lucht verbruikt was, drijvend blijven en een groot gevaar voor de scheepvaart opleveren. Bij het inschieten van torpedo’s en bij oefeningen in vredestijd wordt de zinkinrichting buiten werking gesteld. Daardoor blijft te torpedo, ook nadat zij de gecomprimeerde lucht verbruikt heeft, drijven en kan dus worden opgevischt en wederom aan boord van het lanceerende schip worden teruggebracht.
Achter de ballastkamer is de staart (zie F) welke de hierboven vermelde schroeven en de roeren bevat.
Zorgde de diepteregelaar er voor, dat de torpedo een bepaalde diepte blijft behouden, langen tijd stond de torpedo aan afwijkingen ter linker- of rechterzijde bloot. Hierin werd een geniale verbetering gebracht door Ludwig Obry, van Triest, die den koersregelaar uitvond3 waardoor de horizontale afwijkingen tot een minimum blijven beperkt.
De torpedo wordt gelanceerd uit torpedokanonnen of torpedolanceerbuizen, die hierin van elkander onderscheiden zijn, dat laatstgenoemde vast in het schip zijn aangebouwd. De lanceerbuizen kunnen dus geen richting onafhankelijk van het schip aannemen, maar moeten door het wenden en het keeren van het schip zelf in den juisten stand worden gebracht. De torpedokanonnen daarentegen kunnen worden bewogen en gericht en de verlangde richting aannemen — natuurlijk binnen zekere grenzen — zonder dat het schip zelf behoeft te keeren of te wenden.
In den laatsten tijd is men er toe gekomen om onderwaterlanceerinrichtingen aan boord der schepen te plaatsen, waardoor de torpedo niet eerst boven water komt, maar onder water ook uit de lanceerbuizen wordt voortgedreven. Deze onderwaterlanceerinrichtingen worden onder het pantserdek aangebracht en hierdoor wordt tevens de veiligheid van het eigen schip bijzonder gebaat. Dusdanige onderwaterlanceerinrichtingen bestaan bij ons op de kruisers type „Utrecht” en pantserschepen type „Koningin-Regentes.”
Zoodra de torpedo met betrekkelijk geringe kracht door middel van gecomprimeerde lucht of buskruit uit de lanceerinrichting is gedreven, zetten zich, zoodra de torpedo in het water komt, automatisch de schroeven in beweging, waardoor de torpedo op het doel afgaat. Aanzienlijk is de snelheid, die de torpedo ontwikkelt zoodra hare schroeven zich in beweging hebben gezet; moderne torpedo’s doorloopen zonder moeite de eerste duizend meter met dertig mijls vaart. De grootste afstand die tusschen het doel en de lanceerinrichting (lanceerafstand) mag bestaan, is tegenwoordig ongeveer 1000 meter. Meestal echter zal de lanceerafstand de 700 m. niet te boven gaan.
De automobiele torpedo naar vorm enz. ook vischtorpedo genoemd, is ongeveer 5 meter lang en in het midden 0.45 M. breed. Hoewel er verscheidene torpedofabrieken bestaan, is toch de Whiteheadfabriek te Fiume wel de meest aanzienlijke en levert dan ook de meeste torpedo’s aan de verschillende mogendheden. Vroeger hadden wij ook torpedo’s van Schwarzkopff te Berlijn, maar in den laatsten tijd gebruikt ons land uitsluitend torpedo’s uit de fabriek van Whitehead.
De kosten eener moderne Whitehead-torpedo bedragen ongeveer vijf duizend gulden. Hoewel op grootere oorlogsschepen inrichtingen aanwezig zijn voor het lanceeren van torpedo’s,, worden de torpedo’s toch hoofdzakelijk gelanceerd van kleinere vaartuigen alleen voor dit doel gebouwd. Zie hierover bij artikel „Oorlogsschepen”: Torpedovaartuigen.
In den Japansch-Russischen oorlog is van torpedo’s een ruim gebruik gemaakt. In den nacht van 8 Februari 1904 had de eerste aanval plaats van Japansche torpedovaartuigen op Russische schepen, die in Port-Arthur voor anker lagen. Daarbij werd „Gesarewitch” ernstig getroffen. Toch kon de „Gesarewitch”1 drijvende blijven en hersteld worden. In den slag bij Tsuchima 27 Mei 1905 hebben torpedo’s de volgende Russische schepen doen zinken, die echter door het geschutvuur der Japanners reeds zeer geleden hadden: „KniazSuwaroff”, „Navarin”, „Sissoi Velikij” „Adm. Nachimov”, „Wladimir Monomach”.
Als bescherming tegen de automobiele torpedo’s wordt soms gebruikt een soort net van staaldraad vervaardigd (Bullivant-netten), dat buiten boord langs de zijden van ’t schip wordt neergelaten op een afstand van 5 a 6 meter van den romp van het schip, om zoo de torpedo op te vangen en te beletten tegen het schip aan te botsen. Om dit verdedigingsmiddel machteloos te maken, heeft men de torpedo’s, van voren voorzien van een gevoelig apparaat, dat, bij het in aanraking komen met het net,, drie scherpe sterke messen doet openspringen, die het staaldraad opensnijdend, een gat in het net maken, dat door de groote kracht van de vaart der torpedo wordt verruimd en vergroot, zoodat de torpedo door het net gaande, tegen het schip kan aanbotsen en daardoor tot ontploffing komen. Op sommige schepen, zooals op de hierboven vermelde „Cesarewitch” worden ook ter bescherming tegen torpedo’s op een bepaalden afstand
van den romp van het schip (la 2 Meter) staalplaten aangebracht, die als het ware een buitenromp vormen, welke door verschillende waterdichte schotten in compartementen is verdeeld. Doel is: de uitwerking der torpedo buiten het eigenlijk schip te doen plaats hebben, en de hoeveelheid binnenstroomend water zooveel mogelijk te beperken.
Vroeger was de spar-torpedo in gebruik. Deze werd bevestigd aan het uiteinde van een langen paal (spar) die zoover mogelijk buiten de boot (Spartorpedoboot) uitstak en dan tegen den buitenromp van het te beschieten schip werd aangebracht om door schok of langs geleiddraad tot ontploffing te komen. De Spartorpedo is thans verouderd en algeheel in onbruik geraakt.
2. Wakende torpedo's zijn mijnen + twee of drie meters beneden de oppervlakte der zee geplaatst, wier ontplofbare lading bij aanraking of schok (vandaar ook de naam schoktorpedo) tegen een voorwerp van zelf tot ontploffing geraakt. Het ondergedeelte der torpedo ligt vast aan een ketting, die door een soort anker aan den bodem der zee is bevestigd. Raakt dit anker door een of andere omstandigheid los van den ketting, dan komen de torpedo's bovendrijven aan de oppervlakte van het water en leveren een ontzettend gevaar op voor de scheepvaart. Een wakende torpedo wordt meestal van ijzer gemaakt en heeft eenigszins den vorm van een omgekeerde peer (zie afbeelding). De grootste ruimte (zie M.) wordt ingenomen door de springlading, die gewoonlijk bestaat in nat schietkatoen, waarvan de uitwerking bijzonder krachtig is. Boven aan de torpedo ligt in een uitholling een zware ijzeren bal (A), die aan een ketting (L—L) is verbonden; stoot een schip nu tegen de torpedo aan, dan zal door den schok de bal (A) naar beneden vallen en door zijn gewicht den ketting (L—-L) naar beneden trekken, waardoor de afvuurlading, in een koker binnen de torpedo geborgen, (zie C) tot ontsteking zal komen, die op hare beurt de lading nat schietkatoen (in M) tot ontploffing brengt. Soms worden twee of drie dezer torpedo’s op zekeren afstand van elkander geplaatst en door een lijn met elkaar verbonden, zoodat een schip dat die lijn raakt, de twee of drie torpedo’s tegen zijn huid zal doen aanstooten, waardoor het de vreeselijke werking van twee of drie torpedo’s tegelijk zal ondergaan. Door zulk een ramp ging den 12en April 1904 het Russisch slagschip ,,Petropavlosk” ten onder.
3. Slapende torpedo's zijn mijnen, die niet door schok of aanvaring tot ontploffing worden gebracht, maar bij welke de ontsteking door middel van een geleiddraad van af den wal wordt veroorzaakt. Komt een vijandelijk schip boven de plaats waar de slapende torpedo zich in zee bevindt, dan wordt de ,,slapende” torpedo „wakker” gemaakt van af den wal en tot ontploffing gebracht. Komt een bevriend schip boven de gevaarlijke plaats, dan laat men de torpedo „slapende”, werkeloos, zoodat ze niet tot ontploffing komt en geen gevaar kan opleveren voor het eigen schip. De slapende torpedo’s kunnen slechts op betrekkelijk korten afstand van den wal gebruikt worden, de wakende torpedo’s zijn echter uitmuntend geschikt om een bepaalde plaats, b.v. een haven, voor alle schepen ontoegankelijk te maken.
Litteratuur: Tijdschrift: „Het Nederl. Zeewezen”, waaraan de afbeeldingen zijn ontleend, N. Klado: La bataille de Tsashima, 1905; Réné Daveluy, La latte pour VEmpire de la mer, 1906 en verder de reeds bij ^Oorlogsschepen” opgegeven werken.