Hollandsche kijker, optisch werktuig, om op afstand waar te nemen; is gewoonlijk sierlijk bewerkt en wordt vooral in het openbaar gebezigd, b.v. in schouwburgzalen, om het tooneel nauwkeurig te kunnen opnemen (vandaar de naam). Hij bestaat uit twee lenzen of lenzenstelsels: voor elk oog een convergeerende lens als objectief en een divergeerende lens als oculair.
De van het waargenomen voorwerp uitgaande stralen zouden, na in het objectief gebroken te zijn, zoodanig convergeeren, dat een verkleind, reëel en omgekeerd beeld op het netvlies zou worden gevormd; alvorens echter op het netvlies te vallen, worden ze opgevangen door de divergeerende lens, welker hoofdbrandpunt binnen den afstand ligt waarop het verkleinde omgekeerde beeld zou ontstaan. Na breking in deze lens divergeeren de stralen en vormen een rechtopstaand, virtueel, vergroot beeld van het voorwerp.