Gepubliceerd op 20-01-2021

Theodora antonia louise cornelia bouwmeester

betekenis & definitie

Nederl. tooneelspeelster, geb. 18 April 1852 te Zutphen, speelde, eerst weinig neiging tot het tooneel aan den dag leggende, allerlei ondergeschikte rollen, kreeg in 1870 haar eerste engagement bij Bamberg, De Boer en Bouwmeester te Rotterdam, huwde kort daarop met den orkestmeester Frenkel, (overl. 6 Mei 1873), kwam 1 Mei 1873 bij Judels (Amst. Salon des Variétés), engageerde zich in 1879 bij het door Prot nieuw bijeengebrachte operette-gezelschap, dat eerst in de Variété, later in den nieuwgebouwden Frascati-schouwburg optrad, speelde nog eenige jaren in den schouwburg-Van Lier (Frou-Frou, Fedora, Margaretha Gautier), vond eerst hier gelegenheid hare talenten in hun vollen omvang te openbaren, en verbond zich in 1885 aan het Nederl Tooneel, waarvan zij sinds als eerste actrice deel bleef uitmaken; 31 Jan. 1886 kreeg zij de groote gouden medaille van verdienste; 2 Febr. 1899 vierde zij haar 25-jarig jubileum, in de rol van Margaretha Gautier; kort daarop huwde zij met den muzikus G.

Mann. Voornaamste rollen, behalve de genoemde; Fosca in Raar Thuis, Medea, Maria Stuart, Sappho, lady Macbeth, mevrouw Tripton in De kleine Lord, Catharina in De getemde Feeks van Shakespeare, Hanne in Voerman Henschel, Engel Rafaël in Vondels Gijsbrecht van Aemstel, Phryne in De Atheensche Vrouw, madame Sans-Gêne.

< >