Gepubliceerd op 23-02-2021

Theodor gottlieb hippel

betekenis & definitie

duitsch humorist, geb. 31 Jan. 1741 te Gerdauen in Oost-Pruisen, vertrok in 1760 naar Petersburg, maar keerde weldra naar Koningsbergen terug, waar hij tot 1762 huisonderwijzer was, terwijl hij daarna in de rechten studeerde. Hij werd in 1780 dirigeerend burgemeester en directeur van politie en stadspresident te Koningsbergen.

Om minister te worden liet hij door den keizer den adel zijner familie vernieuwen, maarstierf in 1796, zonder zijn eerzuchtig doel bereikt te hebben. Zijn leven en karakter waren vol zonderlingheden en tegenspraken. Even karakteristiek zijn zijn schriften, die van geest en luim overvloeien en van fijne waarneming en diepe menschenkennis getuigen. Zijn ßämmtl. Schriften zijn in 14 dln. (Berl. 1828—31) uitgekomen. De beroemdsten zijn: lieber die Ehe (7de uitg. 1841), Veber die bürgerliche Verbesserung der Weiber (1792), lieber die weibl.

Bildung (1801). In zijn Lebensläufe nach aufsteigender Linie, nebst Beilagen A. B. C. (3 dln. 1778—81) deelt hij op geestvolle wijze in stoute beelden de grondstellingen eener practische wijsbegeerte en schrandere levenswijsheid mede. Met ernstige, maar scherpe satire bespreekt hij politieke toestanden in: Zimmermann I u. Friedr.

II, von Joh. Heinr. Friedr. Quittenbaum, Bildschnitzer in Hannover. Londen, gedruckt in der Einsamkeit, 1790, en in de Kreuz- u. Querzügen des Ritters A. bis Z. (2 dln. 1793—94).

Onder zijn geschriften munten de idyllische Handzeichnungen nach der Natur (1790) uit. Voor Schlichtegroll’s necrologie gaf hij een interessante autobiographie (afzond, uitgeg. Gotha 1800).

< >