theorie volgens welke de souverein des lands het oppergezag over kerkbestuur en kerkelijke zaken behoort te hebben, zoodat niet alleen de aanstelling en het ontslag van godsdienstbedienaars, kerkbestuurders en kerkelijke bedienden bij hem berust, maar ook het oppergezag in liturgie en leer in zijn handen is gesteld. Deze theorie gaat uit van de grondstelling: cujus regio, ejus religio (gebied over het land brengt gebied over den godsdienst mede).
In de krijgskunde: het aanvullen van troepenafdeelingen met dienstplichtigen uit een bepaalde streek.