(tenore, it., taille, fr.) de hooge mannenstem, c—c2, toch zijn tenoren, die over' dezen omvang beschikken, zeldzaam; in koorzang, d—a1 of bes1. Men onderscheidt heldenT. (met baritonachtig timbre) en lyrisch T., die over minder krachtige middentonen, maar met gemak over de hoogere tonen beschikt en wiens stem dunner maar beweeglijker is. (Manrico — II Trovatore — helden-T., Faust — opera v.
Gounod — en Don José — Carmen — zijn lyrische T.-partijen.) In mannenkoren onderscheidt men le en 2e T.T., lat., beteekent onafgebroken loop, koers; de T. zong den cantus firmus, toen men in de 12e eeuw aan den Gregoriaanschen zang een discant (hoogere stem) begon toe te voegen.