In menschenbloed worden onder normale omstandigheden sporen van suiker gevonden. Deze zijn echter gewoonlijk in zoo geringe mate voorhanden, dat de aanwezigheid daarvan in de afgescheiden urine niet is te ontdekken of aan te toonen.
Daarentegen bevat de urine van den mensch suiker, zoodra in zijn bloed het physiologische suikergehalte is overschreden geworden.Deze waarneming behoeft volstrekt nog niet op eenig ziekelijk verschijnsel te berusten, omdat die toestand van zeer spoedig voorbijgaanden aard kan wezen en de urine alsdan weldra hare gewone samenstelling terugkrijgt. Wanneer bijv. eene bepaalde hoeveelheid in water opgeloste druivensuiker zeer snel door de maag wordt geresorbeerd, kan deze suikermassa, eenmaal in den bloedstroom opgenomen, niet spoedig genoeg verbranden, zoodat de niet-geoxydeerde suiker de nieren moet passeeren en derhalve in de daarna geloosde urine aangetroffen zal worden. Na toediening van een uit den wortelbast van appelenen pereboomen verkregen product, Phloridzine genaamd, gebeurt hetzelfde, ook niet zelden na vergiftiging met kooloxydegas, blauwzuur, morphine en andere scheikundige verbindingen. Evenzeer is na epileptische toevallen wel suiker in de urine waargenomen, ook na sommige hersenaandoeningen enz. Bekend is de proef van Claude Bernard, die na den bodem der vierde hersenholte met een naald te hebben getroffen, in de urine van het proefdier suiker kon aantoonen en hierbij mag nog van de ontdekking van Minkowski en von Mehring melding gemaakt worden, welke onderzoekers bij honden de alvleeschklier (Pancreas) wegnamen, met het gevolg dat in de urine van die dieren groote hoeveelheden suiker bleken aanwezig te zijn.
In al deze gevallen spreekt men van Glykosurie in tegenstelling van de eigenlijke suikerziekte (Diabetes mellitus), waarbij als hoofdkenmerk de suiker blijvend wordt aangetroffen in de urine. De suikerziekte is als een sleepend lijden op te vatten, dat niet zelden erfelijk in meerdere geslachten zelfs wordt waargenomen en waarvan het ontstaan in verband wordt gebracht met een ondoelmatige leefwijze, bijv. door het te rijkelijk gebruik van meelspijzen en suiker bevattende stoffen, gepaard aan een zittend leven met overdaad in eten en drinken, het misbruik maken van bier en alkoholische dranken.
Alsmede worden overspannen arbeid van den geest, zorgen, gemoedsaandoeningen, schedelbeleediging en acute infectieziekten als gelegenheidsoorzaken tot het ontstaan van Diabetes aangenomen.
Dikwijls worden zwaarlijvige menschen door de kwaal bezocht, jichtlijders en zij, die aan verkalking der slagaderen lijden. Het mannelijk geslacht is meer voorbeschikt dan het vrouwelijke en de ondervinding heeft geleerd, dat de Diabetes vooral eigen is aan den leeftijd tusschen 35 en 40 jaar. Intusschen komt de ziekte ook wel bij kinderen en bejaarde lieden voor. Zij ontwikkelt zich gewoonlijk onmerkbaar en langzaam. Soms onder verschijnselen van vermoeidheid, vermagering en spierzwakte, dan weer met hoofdpijn, veranderingen in den gemoedstoestand, slapeloosheid en andere zenuwverschijnselen; ook wel vertoonen zich aanvankelijk slechts maag- en darmstoornissen, totdat eindelijk de aandacht van den lijder gevestigd wordt op het dikwijls en veel urineloozen. Terwijl de mensch in gezonden toestand, de vrouw gemiddeld 1000 gram en de man dooreengenomen 1500 gram urine in de 24 uren afscheidt, neemt die hoeveelheid bij diabeteslijders gewoonlijk, vooral in de zware gevallen, belangrijk toe en is het specifiek gewicht verhoogd met een schommeling van het suikergehalte tussehen 1/2 pCt. en 10 pCt.
De lijder wordt daarbij; door dorst gekweld en voelt niettegenstaande het nemen van overvloedig en onder gewone omstandigheden voldoend voedsel, zijn lichaamskrachten langzaam verminderen. Soms gaan de tanden loszitten en neemt de adem een appelreuk aan, of er ontwikkelt zich in de zware gevallen tuberculose van de longen.
Bij diabeteslijders ziet men ook niet zelden verduistering van de lens (Cataract) optreden of bloedvinnen (Furunculose) in verschillende zenuwaandoeningen, o.a. Ischias en het zoogenaamde Coma diabeticum, een toestand van gestoord bewustzijn, gepaard aan eigenaardig diep ademhalen en daling van de lichaamstemperatuur, waaruit de lijders niet meer ontwaken.
Men spreekt van lichte en zware vormen van Diabetes, al naar mate de uitscheiding van suiker beheerscht kan worden door een bepaald dieet.
In het eerste geval wordt in de urine geen suiker gevonden, wanneer slechts het gebruik van koolhydraten vermeden wordt en de voeding zich uitsluitend bepaalt tot vetten en eiwit, terwijl bij de zware gevallen, niettegenstaande een streng eiwit-dieet, herhaaldelijk nog suiker in de urine voorkomt.
Bij jongelieden worden het meest de zware gevallen, die dan snel verloopen, waargenomen, terwijl de lichte zich veeltijds op meer gevorderden leeftijd vertoonen en dikwijls 10—20 jaren en zelfs langer kunnen duren.
De Diabetes mellitus wordt als een ongeneeslijke ziekte beschouwd, hoewel enkele waarnemingen er voor schijnen te pleiten, dat sommige lichte gevallen voor genezing blijken vatbaar te zijn.
De geneeskundige behandeling bestaat hoofdzakelijk in het voorschrijven van een doelmatigen leefregel, vooral wat de voeding betreft, waarbij het de taak van den geneesheer is om in de spijslijst van den lijder zooveel mogelijk afwisseling te brengen en wel omdat toch het gebruik van koolhydraten het liefst beperkt en nagelaten, zelfs in enkele gevallen voor kortoren of langer en tijd streng vermeden moet worden, terwijl daarvoor vetten en eiwit in de plaats treden onder den vorm van verschillende vleesch- en vischsoorten, eieren, schaaldieren, room, boter, olie, kaas enz.
Deze behandeling wordt ondersteund met het drinken van water in Karlsbad, Neuenahr of Vichy, op welke badplaatsen tevens groote zorg aan de wijze van leven en voeding besteed wordt.