meerv. stomata, huidmondjes, noemt men in de plantkunde de organen, waardoor een rechtstreeksche uitwisseling van gassen plaats heeft tusschen de omringende lucht en de gassen, die zich bevinden in de intercellulaire ruimten van het plantenweefsel. Zij bevinden zich in de bovenaardsche deelen der planten en niet in de wortels en wortelstokken en gewoonlijk ook niet in de ondergedoken plantdeelen.
Daar de bladeren vooral dienen voor de uitwisseling der gassen, zullen de stomata daarin vooral aangetroffen worden en gewoonlijk voor het grootste aantal aan de ondervlakte. Bij de thallophyten ontbreken zij geheel en al. Zij bestaan uit twee naast elkander gelegen, aan de einden samengegroeide cellen, waartusschen in het midden eene opening is vrijgelaten, welke grooter of kleiner is naarmate de spanning der sluitcellen minder hoog of hooger is. ’s Nachts en bij droog weder is zij door de sluitcellen gesloten, om een te sterke verdamping, waardoor het blad zou verwelken, te voorkomen. Onder elk huidmondje ligt eene groote holte, de luchtboezem, die met de intercellulaire ruimten in verbinding staat. Het aantal en de grootte der stomata is bij de verschillende planten zeer verschillend, soms 600 en meer, meestal 100—200, soms ook slechts 50 of minder op een m.M.-