gr. stolè, heet in het spraakgebruik des N. Testaments een feestkleed.
Sedert de 9de eeuw kwam het in de r.-kath. liturgie in gebruik in den vorm van een soort sjerp, die door den diaken wordt gedragen dwars over de borst, afhangende van den linkerschouder en met de uiteinden aan de rechterzijde van het lichaam. De priester draagt de S. afhangende van den hals, met de uiteinden aan de voorzijde van het lichaam.