oude, tot den tijd van Hendrik III opklimmende engelsche familie. Philipp S. (overl. 1656) werd in 1628 tot graaf van Chesterfield verheven; William S. (overl. 1756), was de eerste graaf van Harrington.
De kleinzoon van den eersten graaf van Chesterfield, James S., geb. 1673 te Parijs, nam als luitenant-generaal deel aan den spaanschen successieoorlog en was sedert 1708 opperbevelhebber der eng; strijdkrachten in Spanje, nam Port-Mahon en Minorca, doch geraakte later in gevangenschap, welke tot 1712 duurde. Als staatsman was hij evenzeer beduidend; hij behoorde tot de leiders der whigs onder Anna en werd leider van het kabinet onder George I. Hij sloot de triple en quaduple alliantie van 1717 en 1718, en overleed 4 Febr. 1721.
Zijn kleinzoon Charles, derde graaf van S., 1753—1816, behoorde tot de oppositie der whigs tegen den jongen Pitt, ofschoon hij met diens zuster gehuwd was; hij ijverde voor hervorming van het parlement, afschaffing der slavernij, vrijheid van drukpers. Hij deed voorts verschillende nuttige technische uitvindingen. Zijn dochter was Lady Bsther S. (zie ald.).
Zijn zoon Philipp Henry, vierde graaf van 5., 1781—1855, stond op politiek standpunt aan de zijde van zijn oom Pitt. Hij trok zich met ijver het lot van den vondeling Kaspar Hauser (zie ald.) aan en wilde hem zelfs adopteeren, maar trachtte hem later in zijn geschrift Materialien zur Geschichte Kaspar Hamers (Heidelberg 1835) verdacht te maken.
Zijn zoon Philipp Henry, vijfde graaf van S., 1805—1875, als viscount Mahon bekend geschiedschrijver, was onderstaatssecretaris onder Peel. Als geschiedschrijver maakte hij zich vooral verdienstelijk door zijn History of England front the peace of Utrecht to the peace of Versailles (7 dln., 1837—52).
Zijn zoon Arthur Philipp, zesde graaf van 5., geb. 13 Sept. 1838, is de tegenwoordige drager van den titel; hij trad eerst in dienst bij het leger, was 1868'—75 lid van het Lagerhuis en onder Disraeli (Beaconsfield) 1874—75 lord der schatkist.
Edward S., de jongste broeder van den vorige, 1840—93, was 1875—78 onderstaatssecretaris voor handel, 1878—80 voor Indië, van Juni 1885 tot Jan. 1886 minister van handel, sedert Aug. van koloniën, vervolgens van oorlog en trad 1892 met het kabinet Salisbury af.