ook Sayam, Muong, en Thai geheeten, koninkrijk in Achter-Indië, aan de Golf van S., 633.000 km.2 groot en omstreeks 10 millioen inw. (w.o. 3 mill. Siameezen, 3 mill.
Chineezen, 2 mill. Sjan en Lao en 1 mill. Maleiers). Hoofdrivier is de Menam. Absolute monarchie; inkomsten gemiddeld 25 mill. gulden ’& jaars. Veel handel (vooral met Engeland en Duitschland), ongeveer uitsluitend gedreven door Chineezen. Uitvoer: rijst, rundvee, visch, peper. Hoofdstad Bangkok. De taal der Siameezen behoort tot de eenlettergrepige talen, verschilt aanmerkelijk van het anameesch en het birmaansch, en wordt geschreven met een uit het pâli ontstaan schrift. Grammatica van Ewald (188lj, woordenboek van Pallegoix (nieuwe uitgave 1896).De geschiedenis van S. is die van een wreed despotisme en daarom ten eenenmale zonder regelmatige^ ontwikkeling. De belangrijkste voorvallen zijn: de invoering van het buddhisme en een hoogere beschaving uit Indië; de komst der Portugeezen in 1511, gevolgd door de invoering van het christendom; de onderwerping van S. door Pegu in 1556 en de bevrijding van dit juk in 1579 door Phra-Naret, wiens dynastie door den minister Kalahom verdrongen werd, die nu onder een anderen naam den troon besteeg; de komst der Nederlanders omstreeks dien tijd, die de Portugeezen verdrongen; de komst van fransche zendelingen en de vermeerderde invloed der Franschen door toedoen van een Griek, Falko; de elkander opvolgende veroveringen van het rijk, alsmede de volledige verwoesting van Ajuthia door de Birmanen in 1767; eindelijk de verdrijving der Birmanen door een in S. geboren Chinees, Phaya-Tak, in 1767, die in 1782 door Chakri, een zijner veldheeren, vermoord werd. Deze Chakri kwam nu op den troon en koos Bangkok tot zijn residentie. Een zijner opvolgers, ChromChiat, veroverde in 1829 Laos en liet de kon. familie van dit rijk ter dood brengen. Hij was een despoot voor zijn onderdanen en een vijand der vreemdelingen. Op aanraden van zijn minister benoemde hiji tot zijn opvolger een afstammeling van de verdreven dynastie, die dan ook in 1851, na den dood van den ouden koning, als Khan-Fa-Mongkut den troon beklom. Deze stierf echter reeds in 1852 en werd opgevolgd door zijn broeder SomdetPhra-Pawarander-Maha-Mongkut, een verlicht regent, die met de meeste zeevarende natiën handelsverdragen sloot. Hij overl. 1868 en werd opgevolgd door zijn nog minderjarigen zoon Choelalongkorn, die sinds Nov. 1873 zelfstandig regeert en veel deed om de europeesche beschaving in zijn land ingang te doen vinden. 1896 stelde hij een wetgevenden raad in, bestaande uit eenige ministers en 12 door den koning benoemde leden. In de laatste jaren rezen herhaaldelijk grensgeschillen, vooral met Frankrijk, waarmee het ten slotte in Febr. 1904 een verdrag sloot; hierbij stond S. de provinciën Meloeprei en Bassak in het gebied van het Kambodsjameer aan Frankrijk af en bewilligde de bezetting van verschillende handelscentra in andere deelen van het rijk (aan den rechteroever van de Me-kong); ook gaf S. Frankrijk toestemming, spoorwegen in het land aan te leggen.