duitsch vorstendom, in vlakte-inhoud de 19de, in bevolking de 22ste bondsstaat van het Duitsche Rijk, ligt in Thuringen, is 9401/2 km.2 groot en telde 1900: 93,059 inw., heeft 8 steden en 155 plattelandsgemeenten; is verdeeld in 3 landraadsambten (Rudolstadt, Königsee en Frankenhausen); hoofdstad is Rudolstadt. S. is over het geheel bergachtig, terwijl er uitgestrekte wouden worden aangetroffen.
Slechts 8 pCt. der geheele oppervlakte is bouwland. De veeteelt is vrij belangrijk. Behalve bruinkolen levert het delfstoffenrijk er ook een weinig ijzer-, koper- en vitrioolerts. Industrie: spinnerijen, ijzergieterijen, laken-, porselein- en machinefabrieken; verder linnen- en katoenweverijen, glasblazerijen, brouwerijen enz. De handel bepaalt zich voornamelijk tot hout en de producten der industrie. Het land kreeg in 1816 een constitutie, die in 1854 door een nieuwe vervangen werd. Er is een landdag van 16 afgevaardigden met 3-jarig mandaat. Inkomsten en uitgaven gemiddeld 23/4 millioen mark ’sjaars; staatsschuld 4 millioen mark. Regeerend vorst Gunther (sinds 1890). Het huis S.-R. stamt af van Albert, een der zonen van Gunther, den gemeenschappelijken stamvader der beide liniën van het geslacht Schwarzburg (zie ald.). Deze Albert overl. in 1605. Zijn nakomelingen verwierven in de 18de eeuw den rijksvorstelijken titel. Een zijner latere opvolgers Ludwig Friedrich II, een verlicht vorst, die in 1793 aan de regeering kwam, was rusteloos werkzaam om de welvaart van zijn landje te bevorderen, doch werd daarin door de tijdsomstandigheden tegengewerkt. Nadat hij nog tot het Rijnverbond was toegetreden, overleed hij in 1807 en werd opgevolgd door zijn onmondigen zoon (Friedrich) Gunther onder voogdijschap van zijn moeder, Karoline Luise. In 1814 kwam de jonge vorst zelf aan het bestuur en werd lid van den duitschen bond. In 1816 gaf hij zijn land een constitutie, die echter eerst in 1821 in werking kwam. De onlusten, die hier in 1848 losbraken, hadden een bezetting des lands door bondstroepen ten gevolge. 29 Juni 1866 trad het vorstendom uit den Duitschen bond, waarop het zich voor Pruisen en voor den Noord-Duitschen bond verklaarde. Vorst Gunther stierf in 1867 en werd opgevolgd door zijn broeder vorst Albert, die in 1869 stierf en opgevolgd werd door zijn zoon, George Albert, na wiens dood, Jan. 1890, zijn kleinzoon, Gunther, aan de regeering kwam. In Mei 1897 nam de in buitengewone zitting bijeen geroepen landdag de door de regeering voorgestelde regeling der troonopvolging aan, waardoor Sizzo, prins v. Leutenberg, troonopvolger werd. In 1902 hadden verkiezingen voor den landdag plaats; daarbij werden 7 scciaal-demoeraten gekozen. Minister von Starck trad daarop af en in zijn plaats kwam vrijheer von der Recke.