duitsche familie van musici; voorn, leden: Gebhard Heinrich R., clarinettist, en zijn broeder, Anton R., fagottist; Andreas R., geb. in het Munstersche, 1767, een zoon van Gebh. Heinr.
R., schreef een groot aantal symphonieën, quartetten en quintetten, in welke hij door zuivere melodie en harmonie hier en daar Haydn op zijde streefde. Uitmuntend zijn ook zijn compositiën op sommige gedichten van Schiller, waaronder die op het Lied der Idok de voornaamste is. Zijn laatste jaren bracht hij te Gotha door, waar hij den beroemden Spohr als muziekdirecteur opvolgde, en in 1821 overl. In vroegere jaren deed hij onderscheidene kunstreizen met zijn neef Bernhard R., zoon van Anton, geb. te Dinklage in het Munstersche in 1770, een der beste cellisten van zijn tijd, die eenige jaren aan het conservatorium te Parijs onderwijs gaf en later muziekdirecteur te Hamburg en te Berlijn was. Ook deze schreef onderscheidene quartetten enz., die nog zeer hoog worden geschat. Hij overl. 1841 te Hamburg.
