violist, geb. te Versailles 1766, was violist aan de koninklijke kapel en de italiaansche opera te Parijs, maakte in de laatste jaren der 18de eeuw kunstreizen door Europa, ontmoette te Weenen Beethoven, die hem 8 jaar daarna de beroemde Kreutzer Sonate opdroeg en werd, te Parijs teruggekeerd, eerste violist aan de Groote opera. Dit bleef hij tot 1816, toen hij orkestdirecteur der Opera werd.
In 1806 was K. door Napoleon tot keizerlijk soloviolist en in 1815 door Lodewijk XVIII tot hofkapelmeester benoemd; ook was hij professor aan het Conservatoire. In 1825 had hij het ongeluk een arm te breken, zoodat hij niet meer viool kon spelen. Hij werd nu gepensionneerd en overl. 1831 te Genève. Van K.’s werken maakten opgang de opera’s Jeanne d’Arc, Paul et Virginie, Jjodoïska, Imogène, Astyanax, Aristippe, La mort d’Abel, balletten en composities voor viool, o. a. fraai concerten.