Nederl. dichter, geb. 19 Dec. 1778 te Amsterdam, overl. 1823. Hij kreeg het eerste onderwijs van zijn vader, den in de letterkundige wereld gunstig bekenden Pieter Nicolaas A.; in 1798 promoveerde hij te Leiden tot doctor in de rechten en vestigde zich als advocaat te Amsterdam, werd in 1799 secretaris van het Departementaal Bestuur, in 1820 rijks-advocaat te Haarlem en in 1822 lid van de* 2de Kamer der StatenGeneraal.
Voorn, dichtwerken: Dichtlievende uitspanningen (Amsterd., 1801), Dichterlijk tafereel der stad Leijden, den 12 van Louwmaand 1807 (1807), Nagelaten gedichten (2 dln., Haarlem, 1825).