Gepubliceerd op 20-01-2021

Robert brown (1549)

betekenis & definitie

Sectestichter, geb. 1549 te Northampton, studeerde te Cambridge theologie, en trok als predikant te Norwich reeds dadelijk met heftigheid tegen de anglikaansche kerk te velde; met den gewezen dorpsschoolmeester Richard Harrison begaf hij zich naar de Nederlanden, stichtte te Middelburg een gemeente, keerde naar Engeland terug, werd in 1590 geëxcommuniceerd, onderwierp zich daarop aan de hooge kerk, kreeg een pastorij in Northamptonshire, kwam echter weldra weer in verzet, werd herhaaldelijk in verzekerde bewaring gesteld, en stierf, voor de 32ste maal gevangen gezet, in 1630 in de gevangenis. B. vorderde volle zelfstandigheid der afzonderlijke kerkelijke gemeenten, algeheele scheiding van kerk en staat; elke gemeente is een op zichzelf staande gemeenschap of congregatie (vandaar de benaming congrogationalisten voor zijn aanhangers, die echter meest Brownisten werden geheeten), wier ledematen gelijke rechten hebben en allen hetzelfde gezag dragen; een bijzondere priesterstand, voorgeschreven gebeden en formulieren, sacramentsvieringen enz., zijn allen menschelijke instellingen; de gemeente drage een harer leden het predikambt op.

De aanhang der leer van Brown breidde zich snel uit onder diens opvolger, den om zijn aanvallen op de hooge kerk opgehangen rechtsgeleerde Henry Barrowe, naar wien de Brownisten ook wel Barrowisten worden genoemd; uit Engeland verdreven, vestigden zij zich in de Nederlanden en stichtten te Amsterdam, Middelburg en Leiden gemeenten; door John Robinson (overl. 1625) tot de partij der Independenten hervormd keerden zij naar Engeland terug en namen hier aan de bewegingen der 17 eeuw deel.

< >