residentie van Nederl.-Indië, omvat het gedeelte van het vasteland van Sumatra tusschen Tandjoeng Oengka aan de monding van de Kamparrivier en Tandjoeng Laboe Toengkal aan de monding van de Toengkalrivier, verder een duizendtal grootere en kleinere eilanden in het zuidelijk gedeelte van de Chineesche zee, tusschen Straat Singapoera, Sumatra, Banka en Borneo; bestaat uit rechtstreeksch gouvernementsgebied (in Indragiri, verder het eiland Bajan, 1784 met geweld genomen, en de hoofdplaats Tandjoeng Pinang, Febr. 1821 bij1 contract afgestaan), verder uit het eiland Loos (eigendom van het Nederl. Zendelinggenootschap te Rotterdam, dat het voor 1600 gulden van majoor Elout gekocht heeft; na eenige pogingen om het productief te maken verlaten en thans geheel onbewoond en woest), eindelijk uit de leenrijkjes Lingga-R. en Indragiri.
Administratief heeft men dit, zoo goed ais nog geheel onbekende gewest ingedeeld in 6 afdeelingen: Lingga, Tandjoeng Pinang, Batam, Karimon, Poelau Toedjoeh en Indragiri. Getal inw. ongeveer 100.000. Het grootste der eilanden van den eigenlijken Riouw-archipel, Bintang in de Chineesche zee, is heuvelachtig,, zeer geschikt voor de peper- en gambircultures en telt verscheidene chineesche nederzettingen. Aan de oostkust ligt de hoofdplaats van het gewest, Riouw of Tandjoeng Pinang; ten o. daarvan ligt Riouw-Lama, de vroegere woonplaats van den sultan van Lingga, Riouw en Onderhoorigheden.