de meest begaafde en de beroemdste der levende komponisten, werd in München 11 Juni 1864 geboren, waar zijn vader in de hofkapel aangesteld was. Reeds vroeg openbaarde zich zijn muzikaal talent, zoodat hij op nog niet zeventienjarigen leeftijd een strijkkwartet, eene symphonie en eene ouverture geschreven had, die de opmerkzaamheid der muzikale autoriteiten tot zich trokken.
Nog meer was dit het geval met eene Serenade voor dertien blaasinstrumenten, die als Op. 7 verschenen is. Ook de symphonie in f kleine terts is een werk van veel beteekenis, maar zij herinnert, even als de voorafgaande werken van S. nog aan den stijl der klassieke meesters, terwijl de komponist in de latere werken duidelijk doet blijken dat hij een aanhanger der programmamuziek is geworden, waarin Berlioz en Liszt zijne voornaamste voorgangers waren. Nu verschenen de symphonische Dichtungen Aus Italien en Don Juan, waarin de grootere rijkheid van instrumentatie, het steeds meer en meer zich uitbreidende orkest, het dichter en ingewikkelder weefsel der instrumentaalstemmen opvielen. Doch eerst door zijn’ Tod und Verkleining (1890) werd S. een algemeen bekend komponist. In dit werk is kleurenpracht, rijke polyphonie, schoone vorm en dichterlijke gedachte in evenredige harmonie vereenigd en vormen een nieuw geheel. Macbeth (1891) had minder succes en werd geheel in de schaduw gesteld door TUI EulenspiegeVs lustige Streiche, een van S.’ populairste werken. Hoewel ook hier eene orkestbezetting verlangd wordt en eene veelstemmigheid toegepast is, die zich niet geheel in overeenstemming bevindt met het humoristische karakter van de stof, zoo is er toch zoo veel bevalligheid en geestige luim in dit betrekkelijk kleine stuk, dat het den hoorder onmiddellijk weet te boeien.
Van nog meer beteekenis en van dieper vatting en bewerking was de nu volgende, in grooten, ernstigen stijl aangelegde kompositie: Also sprach Zarathustra (1895), terwijl Don Quichote (1898) niettegenstaande veel voortreffelijks in de bijzonderheden, en zelfs Kin Heldenleben (1899) nergens zulk een’ diepen indruk als Zarathustra gemaakt hebben. Eerst in de Sinfonia domestica (1904) schreef S. op nieuw een werk, dat met het beste zijner vroegere werken vergeleken kan worden. Hier is het ten grondslag gelegde dichterlijke programma van meer algemeenen aard dan bij1 S.’ vroegere werken, en kan de toehoorder naar de muziek alleen luisteren en zich onder „man, vrouw en kind” elementaire krachten voorstellen, die op een ideaal gebied een’ vroolijken strijd met elkaar voeren. Door deze mogelijkheid keert de Sinfonia domestica weer eenigszins tot de absolute muziek terug, wat door velen met vreugde begroet wordt. Behalve deze hoofdwerken schreef S. o. a. een groot aantal liederen, die door schoonheid van klank en oorspronkelijkheid van vinding uitmunten, en twee opera’s: Guntram en Feuersnot, terwijl hij nu zijn derde opera Salome komponeert. In 1885 in Meiningen, dan in München en later in Weimar als dirigent bezig, werd hij 1898 hofkapelmeester te Berlijn, en is sedert 1894 getrouwd met Pauline de Ahna, die als zangeres zijner liederen beroemdheid verkregen heeft.