koning van Engeland (1483 —85), geb. 2 Oct. 1452 als jongste zoon van hertog Richard van York, werd door zijn broeder Eduard IV na diens troonsbestijging tot hertog van Gloucester verheven (Nov. 1461) en w!as voor hem een toegewijd en bekwaam helper. Na Eduards dood (1483) bracht R. den onmondigen Eduard V in zijn macht.
Tot protector benoemd, maakte hij weldra zelf aanspraak op de kroon, liet eenigen zijner tegenstanders zonder vorm van proces onthoofden, anderen in de gevangenis werpen en werd 6 Juli te Londen gekroond; zijn neven Eduard V en Richard van York liet hij kort daarop vermoorden. Zijn trouwste helper was de hertog van Buckingham geweest; daar deze zich echter niet genoeg beloond achtte, trad hij in verbinding met Hendrik Tudor, graaf van Richmond, die door zijn moeder aan de Lancasters verwant was. R. ontdekte het plan; Buckingham boette er met zijn hoofd voor (2 Nov. 1483), terwijl Hendrik Tudor zich nog bijtijds had kunnen terugtrekken. Met fransche hulp beproefde Hendrik daarop opnieuw', R. van den troon te stoot en; 6 Aug. 1485 landde hij aan de zuidkust van Wales en bij het dorp Bosworth kwam het 22 Aug. tot een beslissenden slag, waarin R. na heldhaftigen tegenstand sneuvelde.