Gepubliceerd op 20-01-2021

Richard francis burton

betekenis & definitie

Engelsch ontdekkingsreiziger, geb. 10 Mrt 1821 te Burhamhouse in Hertshire, diende onder Napier in Sindh (over welk land hij het werk: Sincth and the races that inhabit the valley of the Indus uitgaf), en ging in 1853 in opdracht van het Aardrijkskundig Genootschap te Londen over Kaïro naar Medina en Mekka, bereikte als een afghaansche sheik vermomd, laatstgenoemde stad, op 11 Sept. 1854, en beschreef zijn ervaringen op deze reis in: Personal narrative of a pilgrimage to El-Medinah and Meccah (1856); uit Arabië keerde hij naar Bombay terug, ging in 1854 in gezelschap van Speke, Herne en Stroyan naar Oost-Afrika, en drong tot Harras door; dezen tocht beschreef hij in First footsteps in Eastern Africa (1856); naar Europa teruggekeerd maakte hij als stafofficier in het turksche ruiterregiment van generaal Beatson het einde van den Krimoorlog mede, en ondernam daarna met Speke een nieuwe ontdekkingsreis naar OostAfrika, op welke hij in 1857 van Zanzibai uit het Tangantkameer ontdekte; op den terugweg werd hij ziek, en bleef te Tabora achter, terwijl Speke alleen noordwaarts trok en het Ukerewemeer vond; in 1858 werd de reis huiswaarts aangevangen; de resultaten dezer expeditie legde hij neer in The lake region of Central-Africa (1860), opgenomen in het „Journal of the Royal Geographical Society” (dl. 29, 1859), en in Zanzibar; city, island and coast (1872); na een reis naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, die hij in City of the Saints and across the Rocky Montains to California (1861) beschreef, werd hij tot britsch consul te Fernando Po en van de westkust van Afrika benoemd; in Dec. 186' besteeg hij met den plantkundige G. Mann het eerst het Kameroengebergte; in 1864 als consul naar Santos in Brazilië gezonden ondernam hij ook hier uitgestrekte reizen, waarover hij Explorations of the Highlands of the Brazil (1868) en Letters from the battle-fields of Paraguay (1870) in het licht gaf; van 1868 tot 1872 was hij consul te Damascus, van waaruit hij in 1871 met Drake den Libanon, den Antilibanon enz. bereisde; na een bezoek aan Ijsland werd hij consul te Triest, ondernam van uit deze stad in 1876 en 1877 twee reizen naar Midian en met Cameron een reis naar de mijndistrieten der Goudkust, en overl. 20 Oct. 1890 te Triest; van zijn overige werken moeten nog vermeld: An account of an exploration of the Elephant Mountain (in het journaal van het koninklijk aardrijkskundig genootschap, dl. 39), Abeokuta and the Cameroons mountains (1863), Amission to Gelde, king of Dahomey (1864), Two trips to Gorilla Land and the cataracts of the Congo (1875), Unexplorated Syria (1872), Proverbia communia syriaca (1872), Ultima Thule, or a summer in Iceland (1875), The Gold Mines of Midian and the ruined Midiannite cities (1878), The Land of Midian revisited (1879).

Zijn echtgenoote schildert de maatschappelijke toestanden in Syrië in The inner life Syria, Palestine, and the Holy Land (1875—79).

< >