of stelsel van bescherming van de voortbrenging binnen zeker gebied, voornamelijk door het heffen van rechten op den invoer. Oudtijds werd dit stelsel toegepast door steden, later door gewesten, tegenwoordig door staten of zelfstandige koloniën.
Dit verschijnsel hangt samen met de omstandigheid, dat voorheen de bevolking van eene stad, later die eener provincie zich niet gemakkelijk naar elders verplaatste, terwijl thans wèl binnen de landsgrenzen verhuizing -op groote schaal geschiedt, doch — wegens verschil in taal, zeden enz. — verhuizing in, massa naar andere rijken nog bezwaar ontmoet. Met bescherming beoogt men te voorkomen, dat de voorhanden arbeidskracht, die zich niet buiten zeker gebied verplaatst, voldoende arbeidsgelegenheid zoude ontberen doordat de bevolking voortbrengselen van elders koopt, welke ook binnen haar gebied kunnen worden vervaardigd.De aanhangers van dit stelsel erkennen het voordeel, in ruil van producten gelegen, in, liet bijzonder waar het geldt producten, die eene bepaalde streek door klimaat of bodem, m. a. w. door z.g. natuurlijke protectie, aangewezen is te leveren. Zij' leggen echter den nadruk op het nadeel, dat aankoop van andere dan zoodanige buitenlandsche producten berokkent, indien daardoor de binnenlandsche voortbrenging van soortgelijke niet-speciale producten wordt stilgezet, verminderd of verhinderd zich te ontplooien. Zij1 ontkennen het z.g. verband tusschen in- en uitvoer, als zoude tegenover aankoop van vreemde voortbrengselen moeten staan uitvoer van eigen producten, zoodat men feitelijk indirect met ruilverkeer zou hebben te doen, en wijzen er op, dat buitenlandsche producten niet behoeven te worden betaald met binnenslands nieuw voort gebrachte goederen, doch evenzeer kunnen worden bekostigd uit de inkomsten van het in den loop der tijden, in een land vergaard bezit, alsook door opoffering van een deel van dat bezit zelf, terwijl inmiddels de nationale arbeid in meerder of minder mate braak ligt. Indien alle uitvoer van producten ophield, zoude toch de invoer van producten kunnen voortgaan, zoolang niet alle fondsen en kostbaarheden, als vruchten van vroegere krachtsinspanning allengs in een land bijeengegaard, daaruit weder verdwenen zijn.
Het stelsel van bescherming is door Engeland losgelaten in het midden der 19e eeuw, toen dit land een onbetwist industrieel en maritiem overwicht had verworven en bescherming deswege geen zin meer had; tevens in de ijdel gebleken hoop ook andere volken tot zijne nieuwe handelspolitiek en alzoo tot vrije toelating van Engelsche producten te bekeeren. Vgl. Politiek (Handels).
De voorstanders van beschermende invoerrechten loochenen niet, dat bij' heffing of verhooging van zoodanige rechten de prijs van het product aanvankelijk zal stijgen, doch wijzen er op, dat vooreerst veelal de buitenlandsche producent het bedrag van het geheele recht of een deel daarvan voor zijne rekening neemt, teneinde den afzet te behouden. Gelukt dit, dan verleent de heffing wel geene bescherming, doch stijft zij althans op kosten van het buitenland de staatskas, terwijl, zoodra en voorzoover de buitenlandsche producent van de binnenlandsche markt wordt verdrongen, de onderlinge concurrentie der vermeerderde binnenlandsche voortbrenging al spoedig den prijs weder tot het vroeger peil doet dalen. De kunstmatig geschapen duurte heeft dan opgehouden; het voordeel der bescherming ligt in de toeneming van binnenlandsche voortbrenging en afzet, in de groote, snelle en veelzijdige ontwikkeling der binnenlandsche productie, welke weldra ook tot export leidt. Zoo zijn tal van beschermde artikelen in Duitschland bijzonder goedkoop en worden ze juist wegens hun lagen prijs hier te lande gretig gezocht. De groote omzet gedoogt een minimumwinst per stuk.
Indien de geheele arbeidskracht der bevolking ten krachtigste en ten voordeeligste wierd benut, zou bescherming overbodig, ja schadelijk zijn, doch deze toestand heeft zich in de laatste eeuwen nimmer ergens voorgedaan, met uitzondering van Engeland gedurende enkele tientallen van jaren in de tweede helft der 19e eeuw; thans is daar reeds sedert geruimen tijd eene kentering ingetreden.
De voorstanders van bescherming streven naar de stabiliteit, welke zij' waarborgt, in dezen zin, dat niet telkens nu de eene, dan de andere tak van voortbrenging bloot staat aan het gevaar te gronde te gaan door tijdelijke prijsverlaging van het buitenlandsch product, al ras na uitroeiing van de binnenlandsche industrie gevolgd door stijging tot het vroeger of tot nog hooger peil. Voorts wordt gewezen op het feit, dat niet zelden accijnsen en andere belastingen op de binnenlandsche voortbrenging drukken en aldus bij' vrijen invoer andere landen welke belastingen van gelijke strekking missen, in werkelijkheid worden bevoorrecht. Ook heeft bescherming ten doel invloed uit te oefenen op de z.g. keusbepaling: vaak wordt uit gewoonte, ten onzent zelfs wel uit voorliefde buitenlandsch product gekocht, al is het noch goedkooper, noch van beter hoedanigheid. Een groot aantal nijverheids- en landbouwartikelen kunnen buiten de poolstreken en de tropen, zonder noemenswaard verschil in voortbrengingsmoeite, schier overal worden geproduceerd. Bescherming heeft ten gevolge, dat deze artikelen bij voorkeur door het eigen land worden geleverd. Ook richt de beschermende handelspolitiek zich tegen de taktiek der grossiers, die veelal het liefst buitenlandsche waren plaatsen, omdat de winsten, door hen genoten, met betrekking tot die waren verborgen blijven, en anderzijds, bij verkoop van eventueel binnenlandsch fabrikaat met grove winst, het publiek zich allicht rechtstreeks tot de fabrikanten zoude wenden, terwijl bestellingen in het klein van dagelijksche benoodigdheden aan buitenlandsche fabrikanten niet zoo licht zijn te duchten.
De voorstanders van bescherming beroepen zich behalve op de geschiedenis en op de uitzondering smotieven, welke Engeland tot het aanvaarden en propagandeeren van den vrijhandel leidden, op de reusachtige ontwikkeling der nijverheid en op de naar verhouding snel en sterk klimmende welvaart in tal van groote en kleine beschermende staten. De bekende bedenking, dat bescherming de industrie zou doen verslappen, doen werken met verouderde machines, kortom doen inslapen, wordt door de ondervinding in Duitschland, de Vereenigde Staten van Amerika, België, Zwitserland, Zweden en andere landen gelogenstraft.
Nog is de aandacht getrokken door de overvulling, in niet of in uiterst zwak beschermde landen, van bedrijven, waarin geene buitenlandsche mededinging .te vreezen is, als die van bouwondernemers, drukkers, bakkers, ververs. Die overvulling duidt op moeilijke plaatsing in bedrijven, welke met heftige buitenlandsche concurrentie hebben te worstelen.
Eindelijk valt rekening te houden met de omstandigheid, dat concurrentie met volken met zeer lagen levensstandaard en uiterst lage loonen, als China, alleen mogelijk is door zelf tot lager peil af te dalen, terwijl omgekeerd een volk als dat van de Yereenigde Staten zijn hoogen levensstandaard en hooge loonen, samengaande met betrekkelijk lage prijzen, — getuige zijn sterk wassenden uitvoer van industrieele producten — alleen door bescherming kan handhaven. In dit verband is ook de meening, als zoude bescherming ten koste van het geheel enkelen bevoordeelen, voor tegenspraak vatbaar. Daargelaten, dat eveneens ter wille van handel en verkeer de belastingschuldigen groote offers moeten brengen, niet slechts de fabrikant, maar ook de werkman trekt van bescherming profijt en voorts staat het een ieder vrij de verruimde gelegenheid aan te grijpen om zich op de beschermde takken van voortbrenging toe te leggen. Met bescherming van landbouw, tuinbouw en veeteelt is het een ander geval. De hoeveelheid daarvoor geschikte grond is natuurlijkerwijze beperkt. Diergelijke bescherming wordt dan ook gemeenlijk alleen voorgestaan voor het geval, dat het gebruik van den landsbodem zonder haar in aanmerkelijke mate zoude worden stilgezet.
Bij de toepassing van het beginsel van bescherming is men niet zelden onoordeelkundig te werk gegaan, heeft men dwaze, hinderlijke, schadelijke maatregelen aangegrepen, somtijds eene veel te sterke bescherming verleend, waardoor metterdaad de voortbrenging in ongewenschte banen werd geleid, ofschoon nog wel andere en betere openstonden. De vraag, hoe hoog in een bepaalden tijd, in een bepaald land voor een bepaald artikel het beschermend recht moet zijn, wil het doel treffen en anderzijds geene schade aanrichten, kan uitteraard niet met zekerheid worden beantwoord. Naar de meening der protectionisten mag hierin evenwel geen reden liggen om af te zien van staatsbemoeiing, welke hier, als op elk ander terrein, in de praktische uitwerking van het beginsel blootstelt aan mistasten en onvermijdelijk noopt tot zekeren graad van willekeur. Dit is het geval bij elke staatsbemoeiing. Zoo bij het bepalen van den leeftijd der huwbaarheid, der meerderjarigheid, der leerplichtigheid, van den leeftijd, waarop buiten inmenging van den wetgever mag worden gearbeid, van het bedrag, waarbij' heffing van directe belasting aanvangt, van de vereischten voor het kiesrecht, zoo bij het stellen van termijnen, kortom in alle gevallen, waarin eene positieve regeling onmisbaar of wenschelijk wordt geacht. — Ygl. ook Politiek (Handels) en Vrijhandel.