adellijk geslacht, verspreid over Zwitserland, Pruisen, Bohemen en Frankrijk, nakomelingen van een bij de opheffing van het edict van Nantes uit Zuid-Frankrijk naar Zwitserland uitgeweken burgerlijke familie, van welks leden de koopman Jeremias P. in 1750 door Frederik den Grooten in den adelstand werd verheven. Zijn zoon, Jakob Lodewijk von P. (geb. 9 Aug. 1722, overl. 20 Maart 1814), eveneens koopman, legde den grond voor het groote vermogen, waaraan de nakomelingen hun aanzien en positie danken.
Zijn jongste zoon, Frederik von P. (geb. 23 Febr. 1779, overl. 30 Jan. 1861) kreeg van Napoleon I den titel van Comte de 1’Empire en werd, met zijn broeders Lodewijk (geb. 14 Mei 1773, overl. 8 Mei 1848) en Jakob von P. (geb. 23 Nov. 1776, overl. 24 Maart 1855), in 1814 in den pruis. gravenstand verheven. Elk der drie broeders werd het hoofd eener linie. De vele leden daarvan bekleeden thans allerlei hooge posten. Het tegenwoordig hoofd der jongste linie (die van Frederik von P.), graaf Frederik von P., geb. 24 Oct. 1853, is sedert 1902 pruisisch gezant te Munchen.
