L., Weegbree, fam. Plantaginaceae.
Eén- of meerjarige kruiden met bladeren, wier schijf zich tot een breeden steel versmalt om nog lager in een scheed« te eindigen. Bloemen klein, tot een aar vereenigd aan den top van den stengel. In Nederland P. major L., wegeblaren, weegwortel, platvoet, met eironde of elliptische bladeren en witachtige meeldraden; P. media L., met elliptische bladeren en lilakleurige meeldr.; P. lanceolata L., hondsribbe, hondetong, hondsbloem, met lancetvormige, gave bladeren; P coronopas L., hertshoorn, met vinspletige of dubbel vinspl. bladeren; P. maritima L., zeehartshoorn, met blauwgroene, lijnvormige bladeren en P. arenaria Wet K., met lijnvormige, tegenoverstaande bladeren. De bladeren van P. major en P. lanceolata hebben den naam van bederfwerend te zijn. De zaden van de zuid-europeesche P. psyllium en P. cynops L., hebben een opperhuid met verslijmde celwanden, welk slijm wordt aangewend ter versterking van fijnere _ weefsels.