landschap in het zuiden van KleinAzië, een aan water arm, ruw en moeilijk toegankelijk gebied, dat geheel wordt ingenomen door een gedeelte van den bergrug en de terrassen van het Taurusgebergte. In het noordelijk gedeelte liggen groote zoutmeren.
P. behoorde in het perzische rijk tot de lydische satrapie, werd sedert de nieuwe indeeling van het romeinsche rijk onder Diocletianus een afzonderlijke provincie. De inwoners, Pisidiërs, over wier nationaliteit niets met zekerheid bekend is, waren een dapper, vrijheidlievend bergvolk, dat de omwonende volken dikwijls door invallen verontrustte en zelf nooit door vreemde veroveraars onderworpen werd, ofschoon het land dan ook later een romeinsche provincie heette. De voornaamste, doorgaans hooggelegen steden waren: Sagalassus, Termessus, Cremna, Selge, Pednelissus. Thans behoort het landschap tot het turksche vilajet Konia en wordt door Karamanen bewoond.
