italiaansch dichter, geb. 13 Jan. 1698 te Rome, heette eigenlijk Trapassi. Hij vestigde door zijn talent de aandacht van den beroemden rechtsgeleerde Gravina op zich, die voor de opvoeding van M. zorgde, diens naam in M. vergriekschte en hem in 1718 zijn vermogen naliet.
Dit was echter weldra verteerd, en 1720 ging M. naar Napels en was daar bij een zaakwaarnemer werkzaam. Het feestspel Orii Esperidi maakte hem als dichter bekend, en de beroemde zangeres Marianna Bulgarini, die daarin opgetreden was, spoorde hem aan, op den ingeslagen weg voort te gaan. Het eerste grootere zangspel was Didone abbandonata, door Sardi op muziek gezet en 1724 te Napels opgevoerd. In 1729 riep keizer Karel VI hem naar Weenen en benoemde hem tot hofdichter. Hij overl. ald. 12 April 1782. Het meest beroemd werd M. door zijn opera’s en cantaten.
Van zijn werken zijn meer dan 100 uitgaven verschenen. Te Weenen en te Rome heeft hij standbeelden.