nederl. letterkundige, wiskunstenaar en dichter, in 1764 te Diemermeer geb., was de zoon van een timmerman, werd in staat gesteld het athenaeum te Amsterdam te bezoeken, en studeerde vervolgens te Leiden, waar hij zich uitsluitend aan de wiskunde wijdde. In 1789 werd hij lector in de wis-, sterrenkunde en stuurmanskunst te Amsterdam en in 1793 hoogl. in de wis- en natuurkunde te Leiden.
Hij schreef een verhandeling Over het bepalen der lengte op zee (1787), een Leerboek der stuurmanskunst (1792 1ste deel, door zijn dood onvoltooid gebleven) ere andere wiskundige geschriften. Inzonderheid echter als dichter verwierf hij zich roem; er verschenen van hem Gedichten (1788) en na zijn dood werden zijn Nagelaten gedichten uitgegeven (1797, 2de uitg. 1816), w. o. meerdere vertalingen van gr. en lat. dichters.