Gepubliceerd op 20-01-2021

Pieter jakob costerus

betekenis & definitie

Nederl. letterkundige en politikus, geb. 3 Oct. 1806 te Edam, studeerde te Utrecht, beantwoordde een prijsvraag over de wijsbegeerte van Euripides, zag zijn antwoord met goud bekroond, nam in 1830 dienst bij de jagers, werd in 1833 conrector te Oldenzaal, promoveerde in 1835 met een dissertatie: In Euripideae philosophiae lacum, qui est de amore in de letteren, werd kort daarop conrector aan het gymnasium te Hoorn, in 1840 te Arnhem, voorts rector te Sneek, werd hier in 1848 na de grondwetsherziening in de Kamer gekozen, echter bij de verkiezingen na de ontbinding der Kamer in Aug. niet herkozen, en was daarop weder tot aan zijn dood, 16 Maart 1862, rector te Sneek; van zijn geschriften mogen vermeld: Over vaderlandsliefde (1838), Over ironie, komedie en satyre (1839), De oude wereld naar Herodotus (1846), benevens zijn artikelen in de „Tijdspiegel” (onder den schuilnaam Censor).

< >