Gepubliceerd op 17-02-2021

Pieter de haan

betekenis & definitie

nederlandsch handelsman en schrijver over handelszaken, geb. 18 Juli 1757 te Amsterdam, hield aldaar eenigen tijd • een bankierskantoor, werd in 1806 chef der divisie voor de algem. handelszaken aan het departement van koloniën, vestigde zich na de opheffing dier betrekking in Maart 1809 te Leiden, waar hij tot 1823 een lakenfabriek beheerde, en overl. 5 Jan. 1833; hij gaf in het licht: Gedachten over den Chinahandel en den theehandel (1824), Ernstige beschouwing van de mogelijke gevolgen der Nederl. Handelsmaatschappij (1824), Het handelsstelsel van Java (1825), De Indische archipel (naar het engelsch van Crawfurd, met aant. enz., 3 dln., ' 1823—25), Schetsen aangaande de landelijke administratie van Java (1829), Koloniaal bezit en handel in verband gebracht met de afscheiding van België (1831), enz.

< >