Fransche philosoof, geb. 18 Nov. 1647 te Carlat (dept. Ariège); hij ontving zijn eerste opleiding van zijn vader, een gereformeerd geestelijke, bezocht daarna het college te Puylaurens, studeerde te Toulouse philosophie bij de Jezuiten, en ging tot het katholicisme over ; zijn familie stelde alle pogingen in het werk hem weer voor de gereformeerde beginselen te winnen; en zoo keerde hij na 17 maanden tot deze terug, waardoor hij zich volgens de ordonnantiën van 1665 en 1669 aan strenge straffen blootstelde.
Zijn ouders lieten hem in het geheim naar Génève gaan, waar hij zich op de philisophie van Descartes toelegde. Na eenige jaren keerde hij naar Frankrijk terug, vestigde zich eerst te Rouaan en daarna te Parijs, verkreeg in 1675 den leerstoel in de wijsbegeerte te Sedan en werd, toen de hoogeschool te Sedan in 1681 was opgeheven, naar Rotterdam beroepen, tegelijk met zijn vroege ren vriend, den theoloog Jurieu ; te Rotterdam verwekte hij zich door zijn Verscheiden gedachten over de Kometen enz., waarmede hij tegen de bijgeloovige vrees voor genoemde hemellichamen en tegen het bijgeloof in het algemeen te velde trok, vele vijanden, die ten slotte in 1693 wisten te bewerken dat hij van zijn post ontzet werd, waarop hij zich aan de voltooiing van zijn reeds aangevangen Dictionnaire historique et critique wijdde. Hij stierf te Rotterdam, 28 Dec. 1706.
