Gepubliceerd op 28-02-2021

Pholadacea

betekenis & definitie

de Boorschelpen, familie van Plaatkieuwige weekdieren, gekenmerkt door het vermogen om in harde zelfstandigheden gangen te boren. Zij1 beginnen daarmee reeds onmiddellijk na den larvetoestand, wanneer zij dus nog zeer klein zijn, en gaan daarmee gedurende geheel hun leven voort, zoodat de door hen gemaakte gangen wel voortdurend dieper en wijder worden, maar zij dezen nimmer kunnen verlaten, wijl zij zich daarbinnen niet kunnen omkeeren en de eerst gemaakte gedeelten van den gang het nauwst zijn.

De P. hebben een gesloten mantel, waaraan zich voorwaarts een opening bevindt tot doorlating van den kleinen stompen voet, die als een zuignap werkt; schelp altijd gelijkkleppig, van voren en van achteren gapend. Geslachten Pholas en Teredo. Bekendste soort die paalworm, Teredo navalis. De soorten van Pholas boren in allerlei harde zelfstandigheden, in klei, onderzeesch veen, in hout, in verschillende rotsgesteenten, niet enkel in kalksteen, maar zelfs in gneis. De soorten van Teredo boren daarentegen enkel in hout. Bekend zijn de verwoestingen, die zij aan schepen en vooral aan de houten palen onzer zeeweringen kunnen aanrichten.

Dit boren geschiedt door een heen en weer gaande beweging der beide schelpkleppen, waarbij de tandjes, die aan en nabij de schelpranden staan, ia de zelfstandigheid waarin de gang geboord wordt, snijden. De tandjes aan de oppervlakte der kleppen slijten door het gebruik allengs af, maar worden dan vervangen door een nieuwe rij, die zich langs den schelprand vormt.

< >