eertijds in de groote en stemgerechtigde steden van Holland de syndicus, die, in zijn stad, een machtsbevoegdheid had gelijk aan die van den Groot- of Raadpensionaris. De raadpensionaris had geen beslissende stem in de statenvergadering, maar alleen de voordracht van hetgeen in beraadslaging kwam.
Hij nam de stemmen op, stelde de besluiten op, opende de brieven en stukken, onderhandelde met de vreemde gezanten en ministers, droeg zorg voor de inkomsten, voor de handhaving der rechten en privilegiën en voor a,lles wat met de welvaart der prov. in betrekking stond. Hij woonde het college der gedeputeerden bij, die gedurende de afwezigheid der staten de souvereiniteit vertegenwoordigden, en was permanent gedeputeerde bij de staten-generaal der Vereenigde Nederlanden. De invloed van dezen eersten magistraatspersoon was in Holland en daardoor in de geheele Nederlanden zeer groot, zoodat men hem als den eersten minister kon beschouwen. Zijn ambt duurde 5 jaar; in de meeste gevallen werd het echter weder voor 5 jaar verlengd. De omwenteling maakte aan deze betrekking in 1795 een einde. Napoleon vernieuwde den titel voor korten tijd, toen hij in 1805 Schimmelpenninck als raadpensionaris aan het hoofd der Bataafsche republiek plaatste.