thebaansch veldheer, zoon van Hippocles, stamde uit een aanzienlijke familie en wijdde zich geheel aan den dienst zijner vaderstad. Na de overwinning der oligarchen vluchtte hij met omstreeks 400 democraten naar Athene, keerde echter in het najaar 379 met twaalf gezellen heimelijk in zijn vaderstad terug en vermoordde met de overige saamgezworenen de hoofden der oligarchische partij, waarop hij tot boeotareh (opperbestuurder) benoemd werd.
In den oorlog met Sparta overwon hij als aanvoerder der door hem georganiseerde „Heilige schaar” (zie ald.) bij Tegyra (376), vervolgens 371 bij Leuctra en nam daarop aan den eersten veldtocht der Thebanen in den peloponnesischen oorlog 370—369 deel. Later gaf hij zich vooral moeite om den invloed van Thebe in het noorden uit te breiden. In 368 als gezant naar Thessalië gezonden, werd hij aldaar door Alexander van Pherae gevangen gezet, doch door Epaminondas bevrijd. In 368 sloot hij op last zijner vaderstad te Susa met den perzischen koning een voor Thebe gunstigen vrede. Hij viel op een veldtocht voor de thessalische steden tegen Alexander van Pherae in 364 bij Cynoscephalae, dapper strijdend. Zijn leven is beschreven door Nepos en door Plutarchus.