(grieksch) het voornaamste feest der godin Athena in Athene, dat van de oudste tijden af telken jare tegen het eind der attische maand Hecatombaeon (op 28 en de onmiddellijk daaraan voorafgaande dagen van Augustus) met offers, spelen en plechtige optochten gevierd werd. Waarschijnlijk van Pisistratus is de bepaling afkomstig dat het feest om de vier jaar in grooter omvang en met meer luister zou plaats hebben, zoodat men voortaan dit in het derde jaar van iedere olympiade gevierde feest als de groote P. onderscheidde van de kleine of jaarlijksche.
Het voornaamste deel der feestelijkheden bestond in gymnastische wedstrijden, wedrennen te paard en met wagens, sedert Pisistratus ook wedstrijden van musici, zangers, dansers en rhapsoden, waarbij de overwinnaars olijfkransen en beschilderde, met olie van de heilige olijfboomen van Athene gevulde vazen (Panatheneesche vazen) als prijzen ontvingen. In een der nachten tijdens het feest had ook een groote fakkelloop plaats. Daarbij kwamen nog groote dierenoffers, besloten met een feestmaal voor het geheele volk. Een grootendeels bewaard gebleven voorstelling van den optocht vindt men op een fries van het Parthenon (zie ald.).