de componist van: Die lustigen Weiber von Windsor, geb. 1810, overl. 1849 te Berlijn. Zijn vader, die van zijne moeder gescheiden leefde, was ongewoon streng, daar hij ten eigen voordeele van N. een. pianovirtuoos wilde vormen.
Met 16 jaar ontvluchtte hij, trof in den Justizrat Adler een beschermer, waardoor hij onder leiding kwam van Zelter en Klein te Berlijn. Door den pruisischen gezant Von Bunsen werd N. organist aan de kapel van het gezantschap te Rome en genoot daar nog het onderwijs van Bainis. In 1841 werd N. tot hofmuziekdirect. te Weenen, als opvolger van Krautzer benoemd. Als stichter der Philharmonische concerten te Weenen blijft N. daarin voortleven. In 1847 ging N. naar Berlijn, waar hij benoemd was tot hofmuziekdir. en direct, van het Domkoor ald. Acht weken voor zijn dood had de eerste opvoering plaats van Die lustigen Weiber, waarmede N. zich een onsterfelijken naam verwierf. Zijn andere composities zijn vergeten.