duitsch geschiedvorscher- en literatuur-historikus, geb. 16 Nov. 1830 te Wichmannshausen in Hessen, was tot 1865 predikant bij de duitsch-evangelische gemeente te Messina, werd daarop leeraar aan het gymnasium te Rinteln, later bibliothecaris der universiteitsbibliotheek te Marburg en 1876 hoofd van die te Halle, en nam in 1898 zijn rust. Hij gaf in het licht: Henricus de Langenslein, dictus de Rassa (Marburg 1857), Aus Sicilien.
Kultur- und Geschichtsbilder (2 dln., Cassel 1867—69), Codex-juris municipalis Siciliae (eerste stuk: Das Stadtrecht von Messina, Gott. 1867), Sulla data degli sponsali di Arrigo VI con la Costanza etc. (met Amari, Rome 1878), Quellen und Forschungen zur ältesten Geschichte der Stadt Florenz (2 dln., Marburg en Halle 1875—80), Festschrift zum 500 jährigen Geburtstage Gutenbergs (Leipz. 1900) verder redigeert hij' het door hem ook opgerichte „Centralblatt für Bibliothekswesen” (Leipz. 1884 v.v.)
