duitsch schrijver, geb. 3 Juni 1864 te Clausthal, studeerde in de rechten, wijdde zich later aan de letteren, en vestigde zich in 1901 om gezondheidsredenen te Salö aan het Gardameer. H. is een aanhanger van de moderne richting; hij is vooral sterk in het schilderen van lichte liefdesavonturen, en in zijn humor is hij meer franschman dan duitscher.
Zijn eerste lyrische producten zijn pogingen om moderne poëzie voor te dragen in oude dichtvormen (ode enz.); zijn latere lyriek beweegt zich op sociaal gebied of bezingt erotische ervaringen (Studententagebuch 1885—86 van Otto Erich, Zürich 1886; Meine Verse, Berlijn 1895). Sinds 1889 schreef hij voornamelijk voor het tooneel; behalve Der Frosch „von Henrik Ipse”, een parodisch vervolg op Ibsen’s „Nora”, leverde hij meest sociale drama’s, als: Angele (Berl. 1890, opgevoerd in de Berliner Freien Bühne). Hanna Lagert (1893), Die Erziehung zur Ehe (satire, 1893), Ein Ehrenwort (1894), Die sittliche Forderung (1896), Die Befreiten (1899), Ein wahrhaft guter Mensch (blijspel, 1899), Rosenmontag (tragedie, 1900, bekroond met den Grillparzerprijs). Verder heeft men van hem verhalen en novellen: Die Serényi (twee verhalen, 1887, en veranderde druk 1902), Die Geschichte vom abgerissenen Knopf (1893), Vom gastfreien Pastor (1895), enz. Ook vertaalde hij het drama Agnete van de noorweegsche naturaliste Amalie Skram (met Therese Krüger, 1895), alsmede enkele pennevruchten van den symbolist Albert Giraud.Voorts gaf hij in het licht: Goethe-Brevier. Goethes Leben in seinen Gedichten (2de dr., Munchen 1901).