Gepubliceerd op 23-02-2021

Otto christaan frederik hoffham

betekenis & definitie

letterkundige, geb. te Cüstrin, 2 Juni 1744, kwam op zijn 10de jaar te Amsterdam, was kantoorklerk, ging in 1773 naar Duitschland terug, en overl. 21 Jan. 1799. H. begon zijn letterkundige loopbaan met stukken in het weekblad „De Denker”, en in „De Kosmopoliet”; verder heeft men van hem hekel- en andere gedichten (1781), een blijspel Al stond er de galg op! of de verydelde tooneelcomparitie (1783), verder Proeve eener theorie der nederduitsche poezie (1788), Proeve van slaapdichten, enz.

In 1801 gaf zijn vriend Uylenhroek zijn „nagelaten geschriften” in het licht, w.o. „Boerenschouwburg”, de kluchtige opera, gedichten, enz.

< >