Ural, Gordel, bij de Russen: Kammenój Pojas (Steengordel), bij de Ouden Montes Hyperborei, het gebergte dat op de grenzen van Europa en Azië van de Karische golf der Noordelijke IJszee tot aan de oevers van het Aralmeer door het geheele Russische rijk heenloopt en de eenige onderbreking der onmetelijke laagvlakte van Oost-Europa en Noord-Azië vormt. Het O.-gebergte is 2560 km. lang, de hoogste toppen bereiken ruim 1600 m.
Het wordt gewoonlijk in den noordelijken of woesten, den middelsten of ertsrijken en den zuidelijken of woudrijken, ethnographisch in den Wogulischen, Permischen en Baschkirschen Oeral verdeeld. In den geheelen 0. vindt men geen afgronden of andere karakteristieke vormingen van een hooggebergte. De hellingen zijn aan beide zijden zacht glooiend. Volgens de onderzoekingen van Murchison bestaat de O. uit kwartsachtige gesteenten, verder uit silurische en devon. lagen, uit meer of minder veranderde en kristallijn geworden overblijfselen der steenkolenformatie en uit bezinksels van lateren datum. Talrijk en ten deele grootsch zijn vooral op de westzijde en in het kalkachtige middengebergte de holen. In mineralogisch opzicht vertoont de O. de merkwaardigste tegenstelling tusschen eenvormigheid van bouw en ongemeen groote verscheidenheid van gesteenten.
Onder de edelgesteenten verdienen bijzondere vermelding de smaragden en de beroemde topazen uit de groeven van Mursinsk en het beryl uit de mijnen van Jekaterinenburg. In 1829 ontdekte men den eersten diamant in de goudwasscherij van den graaf Polier. Ook vindt men er prachtig malachiet, amethysten, tourmalijnen, jaspis en ander edelgesteente, sedert 1836 ook barnsteen. Van meer gewicht is de rijkdom van den O. aan metalen, die grootendeels tusschen 54° en 60° N.B. en wel voornamelijk aan zijn oostzijde liggen. In den midden-O., tot het gouvernement Perm behoorende, werd in 1628 de eerste ijzersmelterij en in 1640 de eerste kopermijn aangelegd. Goud werd het eerst in 1745 nabij Jekaterinenburg in kwartsaderen gevonden.
Sedert dien tijd ontgon men verschillende goudmijnen, die echter alle weder verlaten werden, nadat men in 1774 bespeurde, dat sommige van de bergen afgespoelde zandgronden goudhoudend waren, waaruit men het metaal gemakkelijker en goedkooper kon afzonderen. Platina komt ook in den O. voor. In 1898 werd uit den O. gewonnen: 612 poed goud, 367 poed platina, 23l/2 millioen poed steenkool, 76 millioen poed ijzererts, 6 millioen poed kopererts, 783.000 poed chroomerts, 242.000 poed mangaanerts, enz.