noble, nobile, oorspronkelijk eng. gouden munten, zoo genoemd naar het edele (fijne) goud, waaruit zij vervaardigd waren, welke van 1343—1550 in Engeland, daarna ook in andere staten (b.v. in 1450'-door Philips den Goeden, hertog van Bourgondië, in Nederland sedert Leicester tot op het einde der 16de eeuw) geslagen werden. Er waren heele, halve en kwartnobels.
Naar de verschillende regeerende hoofden voerden zij verschillende namen, als: Eduard-, Richard-, Mariaen Elisabeth-N. Naar den stempel verdeelt men hen hoofdzakelijk in rozenofcels en scheepsof koggenobels. Nadat deze munt onder de regeering van Elisabeth minder geslagen was geworden, hield zij eindelijk als wezenlijke munt op, doch bleef als rekening- of denkbeeldige munt voortduren als V2 van een pond sterling.