nederlandsch geschiedkundige, geb. 15 Mei 1776 te Haarlem, overl. 14 Maart 1839 te Amsterdam, studeerde te Leiden, werd in 1829 hoogleeraar in de nederlandsche taal en letterkunde, benevens in de vaderlandsche geschiedenis aan het athenaeum illustre te Amsterdam. Van zijn werken, welke uitmunten door groote kennis, verdienen vooral vermelding: Geschiedenis van de fransche heerschappij in Europa (1815—23), Verkorte geschiedenis der Nederlanden (1837—39), Vaderlandsche karakterkunde (1826), Geschiedenis der letteren en wetenschappen in de Nederlanden (1821—26), Geschiedenis der kruistochten (1822—26), Handboek der Hoogduitsche letterkunde in proza en poëzie (1823—30), Geschiedenis der Nederlanden buiten Europa (1831—33), Gedenkboek van Nederland’s moed en trouw gedurende den belgischen opstand (1834) en voor Heeren’s en ïïkerts Geschichte der ever.
Staaten „Geschichte der Niederlande” (1831—33).