Gepubliceerd op 28-02-2021

New jersey

betekenis & definitie

Nieuw-Jersey, een der middelstaten van de n.-amerik. Unie, ligt tusschen 38° 56'—41° 21' N.B. en 73° 54'—75° 33'W.L., grenst aan New-York, Delaware, Pennsylvanië, den oceaan en de Delawarebaai, is 20.240 km.2 groot en telde 1900: 1.883.669 inw.

N. is in het noorden hier en daar bergachtig, in het midden heuvelachtig; het zuiden is kustvlakte. De Hudson en de Delaware, beide aan de grenzen, zijn de eenige bevaarbare rivieren. Ook de zeekust is voor het verkeer niet gunstig. De voornaamste haven is Perth-Amboy. De grond is langs de kust weinig vruchtbaar; in de hoogere streken meer voor veeteelt dan voor landbouw geschikt. Behalve landbouwvoortbrengselen levert N. ook koper, lood, ijzer en zink.

Landbouw en veeteelt zijn de hoofdtakken van bestaan; ook het fabriekswezen is vrij belangrijk, maar zeehandel en scheepvaart zijn onbeduidend. Het binnenlandsch verkeer is door den aanleg van kanalen en spoorwegen zeer toegenomen. N. is verdeeld in 21 counties; hoofdstad is Trenton. Naar Washington zendt deze staat 8 afgevaardigden. N., sinds omstreeks 1620 door de Nederlanders gekoloniseerd, in 1664 aan dezen ontnomen door de Engelschen, werd in 1674 en 1686 gedeeltelijk aan de Kwakers verkocht, doch in 1702 door de regeering weer voor een kroonkolonie verklaard. Het nam krachtig deel aan den vrijheidsoorlog.

In 1787 nam het de constitutie der Unie aan, in 1844 vaardigde het een nieuwe uit. Literatuur: J. 0. Raum, History of N. (2 dln., Philadelphia 1880).

< >