(grieksch, doodenboek) in de middeleeuwen de kalenders der geestelijke gestichten en kloosters, waarin de sterfdagen werden opgeteekend van die personen, wier aandenken men wilde eeren; de oudere necrologia zijn daarom belangrijk voor de opvolging der bisschoppen en abten en de genealogie van weldoeners van kloosters e. a.; later verminderde men wegens te groote ophooping de menigte van gedenkdagen en verzette men er vele op willekeurig gekozen dagen. N. beteekent hetzelfde als Mortilogium of Obituarium; oob bezigde men daarvoor Regula en Martyrologium (omdat het N. meestal aan den ordesregel of het martyrologium was gehecht), evenals Liber oblegiorum en Liber praesentiarum, omdat men daarin naast den naam van den overledene tevens de gift pleegde aan te teekenen, die men hem verschuldigd was.
Ouder dan de necrologia zijn de diptycha; de oudste necrologia zijn uit de 8ste eeuw.