Mycetozoën, Myxogasteres, slijmzwammen, zwamdieren, een groep van organismen die op de grenzen van het planten- en het dierenrijk staan. Men kent een groot aantal soorten; de meeste daarvan leven saprophytisch op organische stoffen die in staat van ontbinding verkeer en; slechts weinigen leven als parasieten.
De M. bestaan nit een naakte protoplasmamassa, die amoebenachtige bewegingen vertoont. Uit deze slijmerige massa komen blaas- of buisvormige sporenhouders voort. De meestal ronde sporen breken bij de kieming tweekleppig open, waarna de geleiachtige inhoud voortkruipt, in water een levendige soms springende beweging makende; een lange wimper dient tot roer. Door deze bewegiifg hebben de M. overeenkomst met de zwermsporen der Algen en met sommige infusiedieren; zij vermenigvuldigen zich door deeling. De M. zijn meest microscopisch klein, soms echter van aanzienlijke grootte, dikwijls levendig gekleurd. De naakte, niet door een celwand omgeven slijmlichamen noemt men plasmodiën. Van de saprophytisch levende soorten is Aethalium septicum, die op de looirun voorkomt, de bekendste, onder de parasietische de koolhernie (zie Plasmodiophora).De meeste der op planten levende M. komen voor in algencellen. Ook in dierlijke lichamen zijn eenige parasietische M. ontdekt, als in ; de spieren van het zwijn b.v. de overigens nog weinig onderzochte Haplococcus reticulatus Zopf. Literatuur: De Bary, Vergleichende Morphologie und Biologie der Pilze, Mycetozoen und Baktenen (Lpz. 1884) en andere werken van dezen natuurvorscher, verder: Zopf, Die Pilztiere oder Schleimpilze (Breslau 1885).
