een oud hollandsch geslacht. Onder degenen die in dit geslacht zich hebben beroemd gemaakt, moeten vooral genoemd worden:
Jakob, op wiens raad in 1572 Dordrecht tot de zijde van prins Willem I overging; in 1577 benoemde men hem tot burgemeester van Dordrecht, vervolgens tot baljuw van ZuidHolland. In 1574 was hij ontvanger-generaal van Holland, thesaurier van oorlog en gecommitteerde ter financie. Hij overl. 1592 in den ouderdom van 70 jaren.
Hugo, zoon van den vorige, ridder, heer van Wou de, Ketel en Spaland, was schout en burgemeester van Dordrecht, baljuw en dijkgraaf van Strijen. In 1616 begaf hij zich met Hugo de Groot en anderen naar Amsterdam, om de regeering dier stad aan te manen tot handhaving van een staatsbesluit ter voorkoming van partijschap en oneenigheid. In 1618 bewoog hij prins Maurits, bij wien hij zeer gezien was, om geen verandering in de regeering van Dordrecht te maken. In hetzelfde jaar werd hij belast met het onderzoek der zaak van Oldenbarneveld, Hogerbeets en De Groot, en later was hij een der 24 rechters. Hij overl. in 1626.