bisam, een stof die bij de mannetjes-musknsdieren in een bijzonderen zak, die nabij de geslachtsdeelen ligt, door klieren afgescheiden wordt. In bedoelden zak, die uit verschillende vliezen en d warsvliezen bestaat, bevinden zich twee smalle openingen.
De M. is in den verschen toestand een bijna zalfachtig weeke, roodbruine massa met een doordringenden geur, en een walgelijken zoutigbitteren smaak. Bij het opdrogen wordt ze donkerder, ten slotte bruinzwart; ze bestaat dan uit korreltjes, ter grootte van een speldeknop, die zich gemakkelijk stuk laten wrijven. Men onderscheidt verschillende soorten van M., die deels met den zak of den bundel (muskus in bundels), deels in den vorm van gedroogde korrels (moschus ex vesicis) voorkomen. De laatste is aan veelvuldige vervalschingen onderhevig, doch ook de muskus van de bundels is dikwijls onecht. De vervalschte bundels zijn meestal met een naad voorzien, doch ook is deze dikwijls zeer handig verborgen. De beste M. is de Tonkinsche uit China en Thibet, waarvan de bundels de grootte hebben van een hoenderei en bedekt zijn met bruine stijve haren; geringer is de zoogen. kabardinische, moskovitische, Siberische of russische met witte haren.
Goede muskus bestaat zooals zij uit de bundels komt, uit grootere of kleinere korrels, samenhangende in stukken, waar fijne bruine vliezen doorheen loopen. Zij heeft een bijna zwarte kleur, zwakken glans, is gemakkelijk in te drukken en geeft een bruine streek. Zij is het meest gekenmerkt door den doordringenden en eigenaardigen, lang nablijvenden reuk, die voor vele^menschen aangenaam is. De M. wordt in de geneeskunde gebruikt en vooral in de parfumerie.