(gens Mucia) romeinsch plebeïsch geslacht, beroemd geworden door de daad van Gaius M. Toen nl. in 507 v.
Chr. de etruscische koning Por&ena Rome in het nauw bracht, besloot M., volgens de legende, zijn vaderstad te bevrijden door den koning te vermoorden, begaf zich derhalve met goedvinden van den senaat in het vijandelijk kamp, doch doodde bij vergissing een schrijver des konings. Voor den koning gebracht en met foltering en dood bedreigd, stak hij, ten teeken dat hij den dood niet vreesde, zijn rechterhand in het vuur van een nabijstaand altaar en liet haar kalm verbranden, waarop Porsena, vol bewondering voor zijn heldenmoed, hem ongestraft liet heengaan en, daar M. hem vertelde dat 300 romeinsche jongelingen een samenzwering tegen ’s konings leven gemaakt hadden, met Rome vrede sloot. Voor zijn heldendaad werd M. door den senaat beloond met een stuk land en hij kreeg, voor het verlies van zijn rechterhand, den bijnaam Scaevola, d. i. linksche.In de geschiedenis treedt het geslacht M. eerst op tegen het eind der 3de eeuw v. Chr., en{ is dan vooral bekend door de knappe rechtsgeleerden, die daaruit voortkwamen. Van hen dienen vooral genoemd:
1) Publius M. Scaevola, consul in 133 en als zoodanig, met enkele anderen, waaronder zijn broeder Publius Licinius Crassus Mucianus, begunstiger van Tiberius Gracchus, wiens partij hij echter na diens moord verliet, was vervolgens pontifex maximus (hoogepriester) en de grondlegger van den roem der familie in de rechtswetenschap.
2) Quintus M. Scaevola, gewoonlijk bijgenaamd Augur, naar het door hem bekleede priesterambt, een neef van den vorige, consul in 117 v. Chr., de leermeester van Cicero in de rechtswetenschap.
3) Quintus M. Scaevola, zoon van M. 1), van den vorige door den naam zijns vaders en door de aanduiding als pontifex maximus (hoogepriester) onderscheiden, was in 95 v. Chr. consul, nadat hij te voren in de provincie
Azië als praetor op zoo uitstekende wijze bestuurd had, dat te zijner eer aldaar een afzonderlijk feest, Mucia genoemd, gevierd werd; hij werd in den burgeroorlog tusschen Sulla en Marius in 82 op bevel van den jongen Marius vermoord. Hij was een man van veelzijdige ontwikkeling en stond ook als redenaar in aanzien, doch heeft zich vooral naam gemaakt door het burgerlijk recht voor het eerst onder een systeem te brengen; zijn 18 boeken beslaand werk is de grondslag voor de latere bewerkingen van het burgerlijk recht geworden.
Door adoptie was in het Licinisch geslacht uit dat der Mucii overgegaan Publius Licinius Crassus Mucianus (zie boven, onder nr. 1), de consul van het jaar 131. Hij vocht met ongelukkig gevolg tegen Aristonicus, die het door Attalus III aan de Romeinen nagelaten rijk van Pergamum zocht te veroveren, werd gevangen genomen en gedood.
In den keizertijd was Gaius Licinius Crassus Mucianus consul onder Nero, was als stadhouder van Syrië in twist met Vespasianus, den stadhouder van Judea, vereenigde zich echter later met hem en ondersteunde levendig diens verheffing tot keizer. Onder Vespasianus was hij voor de tweede en derde maal consul in 70 en 72 en overleed vóór het jaar 77 na Chr. Hij was de maker van een verzameling oorkonden.