molecuul, een vormbestanddeel der lichamen, en als zoodanig een ondeelbaar deeltje, doch opgebouwd uit atomen, die op hun beurt vormbestanddeelen der moleculen en als zoodanig ondeelbaar zijn. De lichamen zijn opgebouwd uit moleculen evenals een muur uit steenen, en gelijk de steenen zelf weer uit kleideeltjes bestaan, zijn de moleculen weer opgebouwd uit atomen.
De moleculen van een enkelvoudige stof bestaan uit gelijksoortige, die van samengestelde stoffen uit ongelijksoortige atomen. Wanneer de atomen uit een scheikundige verbinding vrijkomen, dan vereenigen zij zich onmiddellijk tot moleculen. Vereenigen atomen van verschillende elementen zich met elkander, zoo ontstaan er verbindingen (samengestelde stoffen); vereenigen zich daarentegen gelijksoortige atomen met elkander, zoo ontstaan er enkelvoudige stoffen (elementen). De moluculen van de meeste enkelvoudige stoffen bestaan uit 2 atomen. Een atoom van een element kan zich verbinden met 1;, 2, 3 enz., atomen van een ander element, of 2 atomen van dezelfde stof kunnen met I, 2, 3, enz. andere atomen samentreden, en daar het betrekkelijk gewicht der atomen door het verbindings- of atoomgewicht wordt uitgedrukt, zoo volgt daaruit dat chemische verbinding slechts in veelvouden daarvan kan plaats grijpen. Stikstofmonoxyde bestaat uit 1 atoom zuurstof verbonden met 2 atomen stikstof; voegt men daarbij een tweede atoom zuurstof, dan ontstaat stikstofdioxyde, en door verder toetreden van atomen zuurstof worden achtereenvolgens stikstoftrioxyde, stikstoftetroxyde en stikstofpentoxyde geboren.
Het kleinste deeltje eener scheikundige verbinding bestaat derhalve uit een molecule, zijnde een groep van twee of meer atomen. De moleculen kunnen niet door mechanische middelen, alleen door scheikundige werkingen in atomen ontleed worden.